Column De toekomst van de kerk
Gepubliceerd op: 20 maart 2024
De toekomst van de kerk. Dat is de titel van een boek van mijn collega Aarnoud van der Deijl die net als ik ruim dertig jaar predikant is. In zijn boek kijkt hij terug op zijn werk in de kerk. Zijn boek roept bij mij veel herkenning op en niet alleen bij mij.

Op dit moment volg ik online met predikanten uit het hele land colleges over zijn boek. Ds. Aarnoud van der Deijl stelt in zijn boek de vraag of zijn werk als predikant wel zoden aan de dijk heeft gezet. Dat is een grote vraag, die moeilijk te beantwoorden is. Als ik deze vraag aan mezelf stel dan hoop ik dat anderen met wie ik samen als predikante heb gewerkt, zullen zeggen dat mijn bijdrage van betekenis is. Maar of we de kerk hiermee redden?
Ik kijk positief terug op mijn verschillende werkplekken in de kerk: beginnend als stagiair en vicaris in de gemeente Zeevang bij Purmerend, mijn eerste pittige jaren als predikante in drie kleine dorpen (Lent, Oosterhout en Ressen) bij Nijmegen, vervolgens de bloeiperiode in de oecumenische geloofsgemeenschap in de vinexlocaties van Amersfoort-Noord, zes jaar aan de rand van de bijbelbelt in Leusden en sinds twee jaar in het leuke diverse Haarlem-Schalkwijk. Hoe positief ik mijn werk ook ervaar, het heeft zich afgespeeld tegen het decor van de ontkerkelijking en secularisatie. Kerk en krimp zijn tegenwoordig onlosmakelijk met elkaar verbonden.
In het eerste hoofdstuk beschrijft Aarnoud van der Deijl wat hij allemaal gedaan heeft om dat tij te keren. Hij beschrijft het aan de hand van zeven strategieën die de kerk tot bloei zou brengen en de gemeente zou vitaliseren. Veel aspecten van de zeven strategieën zijn herkenbaar. We hebben in de loop der jaren opvattingen gemoderniseerd. We zijn anders gaan denken over God en de bijbel. We hebben rituelen aantrekkelijker gemaakt. We zijn in de kerk meer uitgegaan van de tijdgeest en we laten nog steeds de maatschappelijk relevantie van de kerk zien. We hebben nieuwe vormen bedacht en we zijn enthousiast over mogelijkheden die beeldende kunst, films, muziek, poëzie en literatuur ons bieden. Hier en daar heeft het gewerkt.
Vervolgens legt Aarnoud haarscherp uit dat deze strategieën uiteindelijk niet werken. Hij confronteert ons met de waarheid dat hierdoor “ongelovigen niet ineens toegewijde volgelingen van Christus zijn geworden”. Hij concludeert dat al dat werk niet heeft bijgedragen aan de toekomst van de kerk. Dat is slikken, want het is geen fijne boodschap. Volgens Aarnoud is de kerk niet te redden en niemand is daar schuldig aan!
Ik leg het boek terzijde en moet even afstand nemen. Rouwen over het feit dat de kerk niet meer zal volstromen zoals vroeger en afscheid nemen van de valse hoop dat we de kerk kunnen redden, is een kerngedachte in dit boek. Maar is er niet nog meer te zeggen over de toekomst van de kerk?
Ik kijk uit het raam en zie in de tuin dat de takken van de magnoliaboom bloesems dragen. Het zal niet meer lang duren voordat ze weer volop in bloei staan. Na een donkere winter wordt het weer lente. Misschien ook in de kerk? Ik pak het boek weer op en mijn ogen vallen op de ondertitel van het boek: Essay over rouw en hoop. Het klinkt als Goede Vrijdag en Pasen.
In het tweede gedeelte stelt Aarnoud de vraag: we gaan de kerk niet redden maar gaan we het redden zonder kerk? Dat is een uitstekende vraag. Aarnoud komt er zelf niet uit en gaat te rade bij een aantal kritische vrienden van de kerk, zoals de schrijfster Kristien Hemmerechts, onze voormalige collega en kloosterling Nadia Kroon, Stephan Sanders, Alain Verheij en anderen. In gesprek met deze kritische vrienden van de kerk blijkt Aarnoud veel hoop te vinden.
Columnist Stephan Sanders vindt Aarnoud maar somber. Hij zegt: “Het gaat altijd achter je rug om. Het hangt niet alleen van jou af. Dat is geloof. Als er iets christelijk is dan is het ‘zie ik maak alles nieuw. Het is al begonnen, zie je het niet!’” Nadia Kroon geeft aan dat er een nieuwe generatie opgroeit die met een frisse, naïeve onwetendheid de wereld van de kerk bekijkt. Dat geeft hoop.
Hoop geeft ook dat de kerk van dienst kan blijven als bewaarplek voor taal die kan raken en die verdieping geeft. De taal van de verbeelding en taal die de polarisatie doorbreekt. En wat te denken van de kerk als gemeenschap? Waar vind je in deze samenleving nog plekken waar mensen vanuit verschillende achtergronden nadenken over de zin van het leven? “De kerk moet blijven”, zegt filosoof Paul van Tongeren, “om te voorkomen dat we haar op een dag niet meer missen”.
Als ik lees hoe deze vrienden van Aarnoud zijn somberheid over de toekomst van de kerk veranderen in hoop, dan denk ik met het oog op Pasen aan het verhaal over de Emmaüsgangers. De vrienden van Jezus lopen gebogen vanuit Jeruzalem naar huis. Aangeslagen zijn ze en verdrietig. Het is voorbij met die beweging van Jezus. Maar dan voegt zich een derde bij hen die hen vraagt: Waarom zijn jullie zo verdrietig? En dan zijn ze in gesprek met elkaar en bij het breken en delen van brood herkennen de Emmaüsgangers dat het de opgestane Jezus is en gaan ze hoopvol terug.
In het boek ‘De toekomst van de kerk’ is ook de vraag: Wat zou je missen als de kerk er niet meer zou zijn? Die vraag stelde ik tijdens de afgelopen kerkenraadsvergadering en het was opvallend dat bijna iedereen noemde hoe waardevol het is om deel uit te maken van een gemeenschap waarin je gekend bent en waarin je verdieping ervaart. De gesprekken die Aarnoud met zijn vrienden voert, geven geen oplossing wat de toekomst van de kerk betreft, maar wel inzicht. “We gaan het niet redden zonder de kerk”, zeggen zijn seculiere vrienden. De verhalen, de rituelen, de gemeenschap, de verbinding – ook al wordt de kerk kleiner- zijn van onmisbare waarde.
Arnoud komt aan het einde van zijn boek uit bij het beeld van een kleinere kerk die het meeste perspectief heeft als ze zich richt op de vorm van een klooster. Een kerk als een klooster met een kleine kerngroep maar met een maximale houding van gastvrijheid voor allen – kerkelijk/gelovig of niet – om aan te haken voor zolang ze daar behoefte aan hebben. Soms lang, soms even. En als je stopt met het vechten tegen dingen waar je toch niets aan kunt doen, dan ontstaat er vanzelf weer ruimte en licht!
Geschreven door ds. Anette Sprotte